Ik was bijna klaar om naar school te gaan. Opeens klopte iemand heel hard op de deur en ze gingen direct de deur openen, dat was de politie. Ik was echt bang en ze gingen ons heel kort tijd geven om onze spullen op te ruimen. Mijn moeder is ziek en ze wordt nog zieker. Daarna ik ging niet naar school, maar naar de gevangenis. Daar pakten ze onze spullen, mobieltjes, geld, alles. Ze gaven alleen onze kleding en niks anders. We mochten niet eens naar buiten gaan of naar de winkel. We mochten daar niks, er was geen school en we bleven alleen maar thuis. Ik dacht dat mijn moeder dood ging, ze deed daar niks, alleen in bed liggen. Ik snap het echt niet, we zijn geen criminele mensen, maar we moesten daar in die gevangenis blijven. (A, 13 jaar)
De politie ging mij ’s ochtends vroeg wakker maken en ze zeiden dat ik me snel moest omkleden en mijn spullen opruimen. Ik zag mijn zus en mijn vader die verdrietig waren. Mijn moeder ging bibberen van angst. En wij gingen in de auto zitten en ze brachten ons naar de gevangenis. Ze brachten ons naar de gevangenis terwijl we geen dieven of boeven zijn. (E, 11 jaar)
(Zusjes A. en E. werden samen met hun ouders vastgehouden in Kamp Zeist, de gezinsgevangenis waarvan de Nederlandse overheid zegt dat het een ‘kindvriendelijke voorziening’ is.)