Beschikbaarheidscriterium

Op 8 februari is in de Staatscourant de officiële “Afsluitingsregeling” voor het Kinderpardon bekend gemaakt. Een belangrijk onderdeel hiervan is het “Beschikbaarheidscriterium” dat het “Meewerkcriterium” moet vervangen. In dit artikel meer informatie over dit beschikbaarheidscriterium en de verschillen met het meewerkcriterium.

Meewerkcriterium

Het meewerkcriterium in het Kinderpardon zorgde voor de meeste afwijzingen van Kinderpardon aanvragen. Dat criterium is nu veranderd. Dat lijkt goed, maar wat was het meewerkcriterium precies?

‘Voor de vaststelling of een vreemdeling al dan niet heeft meegewerkt aan zijn vertrek toetst de IND of de vreemdeling in redelijkheid de stappen heeft ondernomen om invulling te geven aan de wettelijke vertrekplicht. Hierbij wordt in elk geval van een vreemdeling verlangd dat hij aannemelijk maakt dat hij zich, met het oog op zijn vertrek, heeft gewend tot:

1. de vertegenwoordiging van de eigen autoriteiten of die van een ander land waartoe toegang kan worden verkregen;

2. de IOM en deze organisatie heeft aangegeven dat zij niet in staat is het vertrek te realiseren om redenen gelegen buiten de invloedssfeer van de vreemdeling; en

3. de DT&V ten behoeve van facilitering bij het verkrijgen van de vereiste (reis)documenten en deze dienst heeft aangegeven dat dit niet is geslaagd om redenen gelegen buiten de invloedssfeer van de vreemdeling.’

Bron: WBV 2013/1, Stc. 2013, nr. 2573, 31 januari 2013, hoofdstuk B22/2, ve13000188.

Dus: je moet op de afspraken met de DT&V verschijnen en je inzetten om zelf terug te kunnen keren naar het land van herkomst. Dit is een voorwaarde om te mogen blijven in Nederland.

Beschikbaarheidscriterium

Het nieuwe beschikbaarheidscriterium is als volgt:

De IND neemt aan dat de vreemdeling beschikbaar is geweest voor vertrek aan de hand van de volgende uitgangspunten.

  1. De toetsperiode is overeenkomstig de relevante toetsperiode van de voorwaarde niet onttrekken aan het toezicht, zoals bedoeld in paragraaf B9/6.5, onder c Vc.
  2. De vreemdeling is in ieder geval beschikbaar geweest voor vertrek, indien de daadwerkelijke verblijfplaats van de vreemdeling bekend was bij de IND, DT&V, COA of AVIM, tenzij de vreemdeling op enig moment met onbekende bestemming is vertrokken. Het vertrek met onbekende bestemming wordt niet tegengeworpen indien de vreemdeling binnen drie maanden weer in beeld is gekomen (paragraaf B9/6.5, onder c Vc).
  3. De daadwerkelijke verblijfsplaats is in ieder geval bekend als de vreemdeling verbleef in een opvanglocatie bij wege van de Rijksoverheid (zie paragraaf B9/6.4, onder c Vc).
  4. Vertrek met onbekende bestemming kan onder meer aan de hand van een model M-100 worden vastgesteld. De vreemdeling heeft de opvanglocatie niet uit eigen beweging verlaten in het geval van vertrek naar aanleiding van een (voorgenomen) ontruiming van de opvanglocatie.

bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-8116.html

Dus: je adres moet bekend zijn bij de IND, DT&V, COA of vreemdelingenpolitie. Je adres mag niet langer dan 3 maanden onbekend zijn geweest.

Erg interessant hier is punt 4. Want wat is een Model M-100? Dat is een brief die de politie of COA kan sturen aan de IND om te laten weten op welke manier iemand is vertrokken. Hoe dit model helpt om vast te stellen of iemand met onbekende bestemming is vertrokken, is onduidelijk. Er is geen categorie om aan te vinken dat iemand met onbekende bestemming is vertrokken.

Als je uit de opvanglocatie bent weggegaan omdat je opgepakt zou worden (“ontruiming), ben je niet zelfstandig vertrokken. Hiermee wordt geïmpliceerd dat je niet meer beschikbaar bent geweest voor vertrek. Dus je had jezelf moeten laten oppakken om in aanmerking te komen voor de Afsluitingsregeling. – Dat is een probleem! Want als je was opgepakt, was je nu uitgezet en mag je helemaal geen aanspraak meer maken op de Afsluitingsregeling.

Verschil of andere naam voor hetzelfde?

Het lijkt er sterk op dat er weinig verschil is tussen het meewerkcriterium, waarbij je alles moet doen om jezelf uit te zetten en het beschikbaarheidscriterium waarbij je jezelf had laten moeten uitzetten. In beide gevallen is vertrekken dus een voorwaarde om te mogen blijven.

Daar komt nog bij, dat zoals Wil Eikelboom aangeeft: “Er zullen gevallen zijn waar de Rijksoverheid dat misschien niet weet, maar wel de gemeente of een school.” (bron: https://amp.nos.nl/artikel/2271578-zes-jaar-in-nederland-twee-weken-de-tijd-om-er-ook-te-mogen-blijven.)

Waarom is het onvoldoende als de gemeente weet waar jij bent? De IND kan die gegevens gemakkelijk opvragen bij de gemeente, je staat immers ergens ingeschreven en dat is niet geheim.

Conclusie: het beschikbaarheidscriterium is hetzelfde bizarre criterium, maar dan met een andere naam. Het is onbegrijpelijk hoe de regeringspartijen hiermee akkoord hebben kunnen gaan, vooral voor het CDA, Christen Unie en D66 die juist verandering wilden in het meewerkcriterium. Het meewerkcriterium dat volgens iedereen te streng is. Nu gaat de IND op basis van vrijwel hetzelfde “beschikbaarheidscriterium” nogmaals de Kinderpardon aanvragen beoordelen. Waarom verwachten we nog dat daar iets anders uit gaat komen?