Ik was heel verdrietig. Mijn hart was stuk. Ik wil niet weggaan van Nederland. Ik wil niet dat de politie mij pakt. Ik had heel veel vriendinnen, ze moesten weggaan net als ik. Ik was bang, ik zei tegen mijn ouders: ik wil naar huis! Ik ben bang! Ik ging de hele tijd huilen. Ik wou naar school! Door de irritante politie moesten wij weg. Ik was doodsbang, ik wil niet weggaan