Ik ben A. Ik ben moeder van drie kinderen. Wij hebben vier jaar in een gezinslocatie gewoond. Wat wij allemaal hebben gevoeld in een gezinslocatie, kan ik niet in woorden uitleggen. Die gevoelens zijn alleen ons bekend. Mijn kinderen hebben zulke erge dingen meegemaakt dat geen ouder dat zou willen zien. Het ergste gevoel is dat je niks kan doen voor je kind. Soms ook niet iets heel kleins. Ik mocht als ouder niet eens zelf beslissen naar welke school mijn kind naar toe ging. Ik had graag gewild dat mijn kind naar een christelijke school zou gaan. Dat ze ook contact zou hebben met andere kinderen dan alleen binnen de gezinslocatie.
Door alles wat mijn kinderen hebben meegemaakt, en ook hun leeftijdsgenoten en vrienden van ze, wil mijn oudste dochter later heel graag rechten studeren en rechten van alle kinderen beschermen. Als iemand aan haar vraagt welk recht van haar is ontnomen, antwoordt ze “het recht dat elke kind heeft om zich veilig te voelen en met een veilig gevoel in slaap te vallen”. Toen ze dit zei moest ik huilen, omdat ik dit niet mijn dochter wilde horen zeggen.
Maar kinderen in een gezinslocatie kunnen niet rustig en zorgeloos in slaap vallen, omdat ze de hele nacht bidden en bang in bed liggen wachten of er ’s ochtend politie komt of niet. Dit voorbeeld zegt veel over de gezinslocatie. Mensen vluchten om kinderen naar een veilige plek te brengen, maar er gebeurt het tegenovergestelde. Kinderen krijgen nog meer trauma’s door te leven in een gezinslocatie en ik weet zeker dat deze indruk ze hun hele leven bij zal blijven. Dit is niet iets wat je snel vergeet. Wij zijn zoveel vrienden kwijt geraakt en we hebben zo vaak afscheid moeten nemen dat het woord “afscheid” zo pijnlijk klinkt. Ik wil dat niet één kind nog meemaakt, wat mijn kinderen hebben meegemaakt en hebben gezien.